In de jaren dertig van de vorige eeuw werden op het terrein van EIGENTIJDSERF houten barakken gebouwd als onderkomen voor werkloze mensen. Ze waren verplicht te werken aan projecten in de omgeving, zoals landontginning en ruilverkaveling, als onderdeel van het Werkverschaffing-programma. Het kamp heette Kamp Baarschot, gelegen in de toenmalige gemeente Oost- West- en Middelbeers. Elke woonbarak bood plaats aan 48 personen (8 per ruimte van 3 x 5 meter), en er was een barak voor de beheerder, tevens kok, met een keuken en technische ruimte.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog verbleven er vanaf 1941 werkloze mannen in Kamp Baarschot. Ze moesten verplicht zware lichamelijke arbeid in de regio doen, wat destijds Werkverruiming werd genoemd. Het kamp diende ook een tijdlang als testkamp. Joodse en niet-Joodse mannen werden er gedwongen vastgehouden door de bezetter. Op 2 en 3 oktober 1942 werden alle Joden die in werkkampen verbleven in heel Nederland opgehaald en naar Westerbork gebracht. Van daaruit werden ze naar concentratiekampen in Duitsland en Polen getransporteerd, wat ook gold voor de Joden in dit kamp.
Vanaf eind 1943 werden hier jonge mannen tussen de 18 en 25 jaar ondergebracht. Ze moesten hun arbeidsplicht vervullen als onderdeel van de Nederlandse Arbeidsdienst, gemodelleerd naar de Duitse Reichsarbeitsdienst. Naast zware lichamelijke arbeid moesten ze ook oefenen met een schop en lessen volgen die het nationaalsocialistische ideaal ondersteunden.
Dit deel van Brabant werd bevrijd op 3 oktober 1944. Vanaf dat moment tot 1948 diende het kamp als een plek voor mensen die moesten vertrekken uit onveilige gebieden of waar huizen niet meer bewoonbaar waren. De grootste barak werd omgebouwd tot een ruimte waar mensen samenkwamen, feesten vierden en religieuze diensten hielden. Deze barak werd ook gebruikt als altaar voor rooms-katholieke vieringen.
Later, in 1948, veranderde de Stichting Het Vierde Prinsenkind het kamp in een vakantieoord voor katholieke kinderen. In de zomer van dat jaar verbleven hier 150 kinderen uit West-Brabant.
In de jaren vijftig was er nog steeds veel werkloosheid in Nederland na de oorlog. De Dienst voor de Uitvoering van Werken (D.U.W.) zette verplichte arbeid voort voor werklozen. De Heidemij en Grontmij leverden projecten aan, inclusief kamp Baarschot. In maart 1951 deden arbeiders daar een grote landelijke staking om te voorkomen dat ze 's avonds terug naar het kamp moesten, en in plaats daarvan per bus naar huis konden gaan. In februari 1953 verbleven gezinnen die door de Watersnoodramp waren getroffen tijdelijk in het kamp, in afwachting van de wederopbouw van hun huizen.
Indonesische families
Van oktober 1955 tot de zomer van 1959 woonden Indonesische families uit de Zuid-Molukse Kei-eilanden in het kamp. Ze waren gedwongen om naar Nederland te komen na de onafhankelijkheidsverklaring van de Republiek Indonesië. In 1958 verbleven er 166 mensen uit de Kei-eilanden in het kamp. Hun kinderen gingen naar school in het kamp, in de kantine- en kerkbarak. De jongeren deden mee met de scouting in Middelbeers en speelden voetbal tegen de jeugdelftallen van RKDSV in Diessen. Er werden bruiloften gevierd, er werd gefeest en de Eerste Communie werd gedaan, net zoals in de dorpen in Brabant. De Keiezen werden uiteindelijk goed geaccepteerd door de bevolking van de omliggende dorpen, na een voorzichtige start.
In 1959 kocht de gemeente Oost-, West- en Middelbeers een terrein van de overheid. Ze verhuurden het aan de Joannes Bosco Stichting, die het gebruikte als vakantieoord voor kinderen van 7 tot 17 jaar, genaamd "De Spreeuwel". Ze knapten oude gebouwen op en sloopten er een paar. Ook verbleven er Spaanse gastarbeiders die werkten bij N.V. Volt in Tilburg.
Opbrengst voor (jeugd)groepen
In 1971 kocht de stichting het terrein van de gemeente en deed verschillende grote verbouwingen. De vernieuwde accommodatie werd verhuurd aan diverse (jeugd)groepen. De opbrengsten gingen naar goede doelen die gericht waren op de ontwikkeling van jongeren. Tot 2002 bleef een van de oude barakken in gebruik als beheerdersverblijf. De inventaris van de afgebroken beheerdersbarak verhuisde naar het Openluchtmuseum in Arnhem. Daar is een barak uit Lage Mierde opgebouwd en ingericht met spullen uit Baarschot. In de jaren 70 werden twee slaapvleugels en een conferentiezaal gebouwd tijdens de eerste renovatie. In de jaren 80 en 90 volgden meer verbouwingen, waardoor er meer gasten konden verblijven. De panden werden geschikt gemaakt voor een breder publiek, niet alleen jeugdorganisaties en scholen, maar ook andere groepen die wilden bezinnen, trainen, leren, congressen houden en vergaderen. Alles gebeurde op een commerciële basis zonder subsidie, met als doel opbrengsten te genereren voor de ontwikkeling van jongeren in achterstandsposities.
In 2000 veranderde de burgemeester van de gemeente Oirschot De Beerzen, Ruud Severijns, officieel de naam van 'De Spreeuwel' naar 'Conferentiehotel De Spreeuwelse Heide'. In ongeveer 2014, toen er minder vraag was naar vergaderingen, vroegen we ons af hoe we de levendigheid op deze plek konden behouden. Hoe kunnen we waarde toevoegen en op welke manier? We keken naar wat er om ons heen was. Toen besloten we de naam te veranderen naar EIGENTIJDSERF, een plek om te verblijven in de kracht van de natuur.
Joannes Bosco Stichting
De opbrengsten van EIGENTIJDSERF gaan nog steeds naar de Joannes Bosco Stichting, die zich inzet voor ideële doelen, vooral gericht op de ontwikkeling van Brabantse jongeren die een beetje hulp kunnen gebruiken. Op het terrein is één barak behouden gebleven (de vroegere kantine/kerk/feestzaal), die nu wordt gebruikt als opslagruimte. Het bestuur van de Joannes Bosco Stichting heeft plannen om deze barak te behouden en zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke staat te herstellen.